“Mijn opa begint erin een veevoederbedrijf. De maalstenen, trappen, tandwielen, koningspil, trappen en tussenverdiepingen: het is allemaal weg. Ze maken plaats voor veevoermachines, transportbanden en silo’s.”
Weg met de koningspil
De Hoop staat jarenlang tussen de korenvelden. Net zoals zijn ronde broertje, iets verderop in Vorden, de Hackfortsche Molen, ook een korenmolen op een verhoging. Heel bijzonder in de Achterhoek, twee molens zo dichtbij elkaar. Beide worden opgeslokt door de bebouwde kom van Vorden. Met het verdwijnen van de korenvelden, verdwijnt ook hun maalfunctie. Erik: “Mijn opa begint erin een veevoederbedrijf. De maalstenen, trappen, tandwielen, koningspil, trappen en tussenverdiepingen: het is allemaal weg. Ze maken plaats voor veevoermachines, transportbanden en silo’s.”
Veebrokken in een bovenkruier
De benedenverdieping van de achtkantige bovenkruier fungeert al die jaren als opslagruimte. “Er staan hier wel twintig silo’s met verschillende grondstoffen. Allemaal zeven meter hoog. Over de grond rijdt een karretje op rails van de ene ruimte naar de andere”, vertelt Erik. Als zijn vader overlijdt, stopt het veevoederbedrijf en verliest de stellingmolen opnieuw zijn functie. Wat moet ermee gebeuren? Verkopen is emotioneel lastig. De Hoop is al sinds 1905 familiebezit. Erik: “Hier ligt familiegeschiedenis.”
Restauratieplan
Dan krijgt Erik een idee. Hij zoekt een huis. Misschien dat hij en zijn vrouw in de molen kunnen wonen. Op de molen zit een woonwerkbestemming, dus ja, dat is een begin. Van de gemeente mag hij verbouwen. Maar hij krijgt met meer instanties en commissies te maken. Van het Gelders Genootschap tot de rijksoverheid, van Monumentenzorg tot de Provincie, ze willen allemaal hun plasje over de molen doen. ‘Laat eerst ook maar eens je restauratieplan zien’, krijgt hij te horen. Daarvoor komt hij terecht bij een molendeskundige van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Na een jaar tekenen is die man klaar. “Elk dwarslatje staat op papier.” Erik schetst een tekening voor de woning in het aanpalende pakhuis. Maar daar kan de gemeente niks mee. Ze hebben een tekening van een architect nodig. En kijk, het restauratieplan krijgt ook een duimpje van de overheid. Met een lach: “Het plan is gekeurd door diezelfde man die het heeft getekend. Zo werkt dat binnen het rijk.”
“Elk dwarslatje staat op papier.”
Een molen met stroop
Dan begint opnieuw de ambtelijke stroop. Komt doordat er te veel mensen bij de restauratie zijn betrokken. Erik wil het huis zo inrichten dat je vanuit de achtkant direct de molen in kunt lopen. Dus niet via het huis. Maar, zegt een instantie, drie maanden later, het is een achtkantige molen, is het dan niet mooier dat je van die hele benedenverdieping een woonkamer maakt? Weer drie maanden later, bedenkt iemand, ja, allemaal leuk, maar hoe moeten mensen dan in de molen naar boven kunnen. Erik zucht. Hij is er na twee jaar gezever en vergader helemaal klaar mee.
Negeer het bezwaar
Okay, nog een keer met iedereen om tafel. Provincie vindt het idee okay, de gemeente ook. Maar dan zegt iemand van de rijksdienst, nee, niet diezelfde man die het restauratieplan heeft bedacht: ‘ik vind het allemaal niks’. Erik besluit zich van dat oordeel niks aan te trekken; hij weet intussen hoe de hazen lopen. “We krijgen een vergunning van de gemeente en zetten de restauratie gewoon door.” Het Rijk maakt nadien nimmer bezwaar. Maar okay, nee, ook niet. Wanneer ze het wel zouden goedkeuren, scheppen ze misschien een precedent. “Nu is het, wij vinden het niks, gemeente, doe ermee wat je wilt. De overheid wil gewoon geen beslissing nemen.”
Het gaande en luiwerk
Na drie jaar gedoe mogen in 2005 molenexperts eindelijk met de opknapbeurt beginnen. Gesteund door verschillende restauratiesubsidies van het rijk, de provincie en de gemeente. Verder wacht er steun van het Prins Bernard Cultuurfonds en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling. Dus ja, dan kom je een heel eind. Nodig, want alles heeft een nieuwe jas nodig. Buiten de wieken, de rieten kap, de oploop en het tandwiel. Binnenin het gaande werk -de aandrijflaan van de molen, dus alle onderdelen die de wieken in beweging zetten- en het luiwerk, de takel voor het ophijsen van zakken graan. De restauratie duurt een jaar. Met als doel om De Hoop weer maalvaardig te maken.
Geen pannenkoekmeel
De maalsteen ligt daarvoor sinds 2006 voor hem klaar. Maar nee, zegt Erik, hij heeft daar geen aardigheid in. “Ik kan dat ding wel laten draaien, maar ik ben geen molenaar. Bovendien, als ik daarin een zak graan gooi, heb ik binnen een kwartier 25 kilo meel, nou, zie dat maar eens kwijt te raken.” Daar is misschien een markt voor, en anderen zien kansen om daarvoor een winkeltje aan huis te beginnen, maar nee, hij knutselt liever aan motoren. Bovendien, zomaar pannenkoekmeel malen, dat vergt nogal wat hygiëne eisen. “Een molen is van binnen niet bekleed met RVS.”